SLUIMEREND STIL
SLUIMEREND STIL
Toen het nachtelijk stil zacht zuchtte
ruiste de wind de dorre bladeren eruit
Verloor de herfst zijn laatste vruchten
zo zuchtte ‘t stil zijn ritselend geluid
Toen ‘t gele licht in ’t duister landde
wachtte ‘t donker hem hunkerend op
De zachte gloed, die hem overmande
gleed geruisloos op de hoge duintop
Ik woonde stil in het holst der nacht
en ik at ‘t stille van een zachte bries
Ik staarde ontroerd naar haar pracht;
rond een helm landde ‘t dunne vlies
Ze rustte in het donker stil en zacht;
argeloos onder mijn warme overjas;
Het maanlicht etaleerde haar pracht
alsof ik in dromenland geraakt was
Onschuldige ogen, ze wachtten stil
misschien op een blik van mijn hart;
Er was deze nacht ander weer op til
fluisterde een zwervende mistflard
De dag ontwaakte zo aarzelend aan
’t duister verloor weldra het conflict
Ik wuifde naar de verblekende maan
tedere liefde had ’t lot net beschikt