DE LIEFDE VAN MIJN VADER
DE LIEFDE VAN MIJN VADER
Heel zijn jeugd zat hij in een weeshuis
omdat zijn moeder omkwam bij brand
Het was er liefdeloos; zeker geen thuis
een ouder meisje nam hem bij de hand
Drupjes liefde van ‘t dertienjarig kind
konden moederliefde nooit vervangen
De rook ging en verwaaide in de wind
en het kind bleef naar liefde verlangen
Zijn vader leefde wel doch bleef weg
zoiets doet een kind wel veel verdriet
Daarom is het geen wonder als ik zeg,
zelf liefde geven, nee dat kon hij niet
Daar hij over alles zelf moest waken
groeide zijn egoïsme altijd maar door
Elk gooide stokken in elkaars spaken;
je maagje vullen, daar leefde je voor
Hij vluchtte dan in de militaire macht;
kreeg een meisje uit ‘t dorp Delfgauw
Huwden en na een tijdje viel de nacht
hun leven werd geleidelijk aan grauw
Kindjes maken ging wel, voeden ook
maar opvoeden en liefde geven: Nee!
Vader keek toe vanaf zijn vluchtstrook
zag hoe ‘t ging en vond alles wel oké
Ik zag de onmacht van mijn vader en
opvoeden is toch zelf overbodig raken
Pa leek het niet te kunnen benaderen
hem alles verwijten kan ik niet maken