AAN DE OEVER VAN DE OVERKANT

AAN DE OEVER VAN DE OVERKANT

’t Hoge riet benam hun aandacht zeker niet
wat ze er zagen bewoog zachtjes in ’t gras
Snoepten als zij, spacecake met extra weed
aangezien het weed absoluut genezend was

Kleine hapjes nemen was ’t begin geweest
maar al weldra verdween de helft der cake
’t Groeide uit gauw tot een spacecake feest
hij was sterk, waar ’t meisje dromend leek

O, ja zij was een meisje om van te dromen
ja hij droomde thans zelfs van haar schoon
Het meisje om de liefde in te laten stromen
niet dromen dacht hij doch doe het gewoon

Hij streelde het meisje en ze liet het begaan
niet wachten dacht hij; maar doe het gelijk
Teder keek hij daarna het mooie meisje aan
o, hij kuste de dikke boom naast hem, de eik